Het was smoorheet in de kantine. We zaten over de overgangsrapporten te vergaderen. In het openingsgebed had pater Van Velzen namens ons allemaal aan Onze Lieve Heer gevraagd of wij ook deze keer mild mochten zijn in onze oordelen. Terwille van de goede gang van zaken stond voor alle zekerheid onder de vergadertafel ook nog een grote teil met koud water en flesjes bier. De verfrissing viel er goed in. Ik deed geanimeerd aan de beraadslagingen mee, maar vond toch op een gegeven ogenblik dat we nu wel genoeg onvoldoendes door de vingers hadden gezien. Ik nam het woord, verweet onze rector een slappe houding en eiste dat wij als docenten serieus genomen werden. Het ging tenslotte om de kwaliteit van ons onderwijs. Want daar ging het altijd om: om de kwaliteit van ons onderwijs. Toen ik klaar was met mijn oververhitte boetepreek, keek pater Van Velzen mij even neutraal aan en stak toen zwijgend drie vingers omhoog. Hij had de telling foutloos bijgehouden.
'U had beter kastelein kunnen worden,' mompelde ik dwars.
Maar daar bleef het bij: de rest van de vergadering heb ik zwijgend uitgezeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten