Het herinnerde me aan een van de eerste keren dat ik een gedicht voor straf uit hoofd liet leren. Het was in de vierde klas van Eykhagen. Ik behandelde Granida van P.C.Hooft. Het kon de meeste leerlingen maar matig boeien en op een gegeven moment werd het me teveel: ik gaf Lisette Leerssen de noodlottige straf: 'Draag jij volgende keer het gedicht maar voor; en uit hoofd'.
Ik herinner me Lisette als een dapper klein meisje met heel veel witte krulletjes, een zwart brilletje en een opvallende, aantrekkelijke mond. Volgens mij lispelde ze een beetje, maar dat kan het geheugen er later zelf bij bedacht hebben.
De volgende les liet ik haar voor de klas staan om te laten horen of ze het gedicht naar behoren kende. Het was het afscheidslied van Granida van het weelderige hof waaraan ze was opgegroeid. Ik ken de beginregel niet meer uit het hoofd, het was zoiets als 'Vaart wel scepters en (vergeten woordje) kronen'.
Wat Lisette toen deed was onvergetelijk. Ik heb dat gedicht nooit weer zo ontroerend horen voordragen. En ik schaamde me: ik had een Perzische prinses strafwerk gegeven. Ik was een bruut.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten