woensdag 26 januari 2011

Twee gezichten

“Jij was toch die jongen met de Puch en die weelderige haardos?” waren de woorden van één van de deelnemers aan de laatste reünie. Enerzijds was ik aangenaam verrast, dat de oud-klasgenoot zich nog details van mijn toenmalige verschijning kon herinneren. Anderzijds maakte de uitspraak pijnlijk duidelijk, dat ik als persoon niet zo in het geheugen was blijven hangen. Zo gek is dat overigens niet, want ik heb slechts twee jaar deel uitgemaakt van dit Atheneumcohort. Vanaf de (good old) Mulo kwam ik Eijkhagen binnen op Havo-4. Halverwege het jaar werd ik door – toen nog- conrector Ringens gevraagd of ik aan het eind van het school jaar wilde overstappen naar 5 Atheneum. Daar had ik wel oren naar, omdat een eerder verzoek om te mogen overstappen van Mulo 4 naar HBS 4 was afgewezen. Met vier overige Havogenoten kwam ik zo terecht in het eerste officiële Atheneum jaar van na de Mammoet. Het was het vlaggenschip van de school, het elitekorps van de heer Handels. Ik werd zo geparachuteerd in een vrij hechte groep, die al vier jaar lief en leed met elkaar gedeeld had. Ondanks het feit, dat ik me een beetje als een vreemde eend in de bijt voelde, waren het mooie jaren op de school met haar unieke ligging in het Kapellerbos. De dagelijkse rit op de Puch over de mooie Leenderkapelweg, waar pater van Velzen met zijn fluitje de grote toestroom van fietsende en brommende leerlingen regelde, is voor altijd in mijn geheugen opgeslagen. De blik vanuit de klaslokalen op het rustgevende bos of op de grazende koeien in de weilanden is me steeds bijgebleven. De betonnen universiteitsgebouwen van Utrecht vormden hiermee naderhand een schril contrast. Ook het onderwijs was in deze groene oase over het algemeen van een goed niveau. Met plezier en respect denk ik terug aan met name de biologielessen van de heer Bringman, de wiskundelessen van de heer Borghans en ook aan de lessen Nederlands van de in een eerder stuk genoemde Els Tander, waardoor ik literatuur leerde waarderen.
Na een studie van zes jaar aan de Rijksuniversiteit Utrecht kwam ik opnieuw met Eijkhagen in aanraking. Nu in een stenen gebouw op een andere locatie. Ik solliciteerde bij de heer Ringens, inmiddels rector, naar enkele lesuren aardrijkskunde. Het werd mijn eerste sollicitatiegesprek als vers afgestudeerd fysisch-geograaf. Het was ook meteen mijn meest merkwaardige sollicitatiegesprek ooit. In een –wat ik ervoer als - kruisverhoor ten overstaan van zes (!) directieleden werden niet echt mijn vakkennis en pedagogisch-didactische visie onder de loep genomen, maar vuurde men vragen op me af als: “Hoe vaak per week ga je naar de kerk?” en “Op welke politieke partij stem je?”. In een proforma zitting werd ik als oud-leerling op een schandelijke manier afgeserveerd omwille van een (“vriendjes”-)benoeming, die reeds vooraf in kannen en kruiken was (zoals ik naderhand uit vertrouwelijke bron vernomen heb). In 1980 lagen de banen helemaal niet voor het oprapen, dus dit raakte me wel even. Heel even maar, want ik kwam spoedig daarna via fatsoenlijke en professionele sollicitatiegesprekken op hele fijne scholen terecht.
Zo heb ik twee herinneringen aan Ir. Wiel Ringens: enerzijds heeft hij voor mij de weg naar VWO en universiteit geopend en anderzijds wierp hij aan het begin van mijn loopbaan een vervelende hindernis op. Toch zal ik hem voor het eerste feit altijd dankbaar zijn. Het tweede feit beschouw ik als een achteraf te vergeven missertje.

1 opmerking:

  1. Hoi Karel,

    Ach, na zes jaar en dan je korte broek als herkenningspunt .... zo slecht kwam je er dus niet eens vanaf!
    En Ringers .... als ik het alleen over goede ervaringen mag hebben, kan ik nu direct mijn mond houden cq stoppen met rammen op het toetsenbord. Laat ik het erop houden dat hij en ik het niet zo op elkaar hadden.

    BeantwoordenVerwijderen